Vruchtbaarheidsresultaten van melkveebedrijven de afgelopen 3 jaar in europa
Zoals we in ons vorige artikel hebben uitgelegd, zijn er unieke gegevens beschikbaar door melkveebedrijven in Europa die zich hebben aangesloten bij het bedrijfsvergelijkingsproject van UNIFORM-Agri. Met deze gegevens kunnen we kijken hoe deze bedrijven over een periode veranderen. Omdat we de privacy volledig respecteren van deze bedrijven, tonen we alleen de trend van de groep boerderijen per land. De meeste gegevens zijn gemiddelden van metingen in januari.
De verschillen in aantal dieren en duurzaamheid hebben we al laten zien. In dit artikel zullen we het hebben over de vruchtbaarheidsresultaten van bedrijven uit dezelfde vier landen: Nederland (1420 bedrijven), België (299 bedrijven), Duitsland (170 bedrijven) en het Verenigd Koninkrijk (VK) (480 bedrijven). Ze gebruiken allemaal UNIFORM managementsoftware of een versie daarvan.
Wanneer we over vruchtbaarheid spreken, zijn er een paar Key Performance Indicators (KPI’s) die in de gaten moeten worden gehouden. De belangrijkste zijn opgenomen in onze dataset. Dit zijn:
– Gemiddeld aantal dagen in lactatie tot 1e inseminatie (Avg. DIM to 1st service): voor alle koeien in de veestapel, het gemiddelde aantal dagen na het afkalven dat koeien worden geïnsemineerd.
– Insemination Rate (IR): van alle in aanmerking komende koeien, hoeveel zijn er geïnsemineerd.
– Conception Rate (CR): van alle geïnsemineerde koeien, hoeveel van de inseminaties zijn geslaagd.
– 21 dagen Pregnancy Rate (PR): een mix van de 2 voorgaande KPI’s. Het is het resultaat van IR * CR. Dit houdt in, hoeveel koeien zijn er drachtig van de in aanmerking komende koeien.
– Voorspelde tussenkalftijd: de schatting van het aantal dagen tussen de laatste en de volgende afkalving. Deze KPI houdt rekening met drachtige koeien, geïnsemineerd zonder diagnose en open koeien voor de voorspelling.
– Gemiddelde leeftijd bij 1e afkalving: een zeer belangrijke KPI voor vaarzen. Het is de gemiddelde tijd die een vaars nodig heeft om voor het eerst te kalven en een productief dier in de kudde te worden.
Afhankelijk van het management, kunnen we voor sommige van deze KPI’s een andere waarde als goed (of als doel) beschouwen. Bijvoorbeeld voor de gemiddels aantal dagen in lactactie bij 1e inseminatie of voor de voorspelde tussenkalftijd.
Voor bedrijven met een hoge productie is het doel vaak om een iets langere tussenkalftijd en meer dagen tot de eerste inseminatie te hebben dan wat in hun gebied/land als ideaal wordt beschouwd. Anders zouden koeien droog staan terwijl ze nog veel melk produceren, dus het is beter om deze periodes op tijd te verlengen.
Voor bedrijven met een lagere productie zou het daarentegen beter zijn als deze twee KPI’s lager zijn. Minder lange tussenkalftijd en minder dagen in lactatie tot de 1e inseminatie. Koeien met lage producties worden droog gezet en het interval tussen lactatiepieken zal korter zijn..
Andere KPI’s hebben dezelfde ideale waarden voor alle bedrijven, ongeacht hoeveel melk er wordt geproduceerd. Dit zijn:
– IR: 60 tot 70%
– CR: 40% voor koeien, 60% voor vaarzen
– PR: 20% of meer
– Leeftijd bij 1e afkalving: rond de 24 maanden
Dit zijn de resultaten van de analyses van de gegevens van de groep bedrijven die we vergelijken:
Gem. dagen tot 1e inseminatie:
De kortste interval tussen het afkalven en de eerste inseminatieis van bedrijven uit het VK. Dit kan verschillende oorzaken hebben: zeer goed beheer van transitiekoeien, gebruik van activiteitssystemen en sensoren of gebruik van synchronisatieprotocollen op het bedrijf.
Waarden van Belgische bedrijven zijn met 3,4 punten gedaald gedurende de 3 jaar van de analyse, terwijl de waarden voor Duitse bedrijven met 2,5 punt zijn gestegen. De Nederlandse bedrijven waren in deze periode stabiel.
Insemination Rate (IR), Conception Rate (CR) en Pregnancy Rate (PR):
Resultaten van IR laten zien dat de hoogste waarden uit het VK komen en België is het tweede land met goede resultaten. Resultaten van Nederlandse bedrijven verbeteren ook. Voor Duitsland is er een daling in 2020, maar lijkt daar in 2021 van te herstellen. Geen van de waarden komen in de buurt van de ideale waarden, de impact hiervan zullen we later in dit artikel zien.
Wat CR betreft, presteren Duitse melkveehouders het beste in deze groep. Dat laat zien dat er verschillende manieren zijn om de vruchtbaarheid van de kudde te managen en dat betekent niet dat de ene manier beter is dan de andere. Dit is niet alleen sterk afhankelijk van de situatie in het land, maar ook van de omstandigheden en de realiteit op de boerderij. De Nederlandse bedrijven zijn licht gedaald en de resultaten uit het VK en België zijn lager. CR van bedrijven uit het VK daalden in 2020, maar het uiteindelijke resultaat in 2021 is een stijging van 0,5 punt. Ook de CR van Belgische melkveebedrijven is gedaald, maar niet verbeterd.
Van deze drie kengetallen is PR waarschijnlijk het meest relevant, omdat het indirect laat zien hoe de andere twee kengetallen zich ontwikkelen.
Een betere PR voor bedrijven uit het VK komt doordat ze de hoogste IR hebben en ook een zeer goede CR. Er is een verbetering van bijna 1 punt in het afgelopen jaar.
Nederlandse bedrijven blijven op hetzelfde niveau, omdat er een kleine daling was in CR; maar ook een stijging van de IR in het afgelopen jaar. De impact van het verhogen van de IR met meer dan 4 punten op Belgische melkveebedrijven heeft ook geleid tot een mooie stijging van de PR. Aan de andere kant verzachten de stijging en goede waarden in CR op Duitse melkveebedrijven de resultaten in IR niet.
Voorspelde tussenkalftijd:
De grafiek laat een belangrijke stijging (19 dagen) zien voor Duitse landbouwbedrijven. Dit zou kunnen worden verklaard door de resultaten van gemiddeld aantal dagen in lactatie bij 1e inseminatie, die hoger is dan in andere landen. Maar ook vanwege de IR. Zelfs met een goed CR, wat betekent dat veel van de geïnsemineerde koeien drachtig worden, wordt met de waarden van IR gesuggereerd dat er niet genoeg koeien worden gedetecteerd als tochtig en worden geïnsemineerd. Dit heeft invloed op het aantal dagen om een koe drachtig te krijgen én dus op de tussenkalftijd. Voor de andere drie landen zijn de resultaten goed en zijn de prestaties positief.
Gemiddelde leeftijd bij eerste afkalving:
Alle landen zijn de afgelopen 3 jaar verbeterd in de prestaties van dit kengetal. Vaarzen kalfden in Duitsland en het VK ouder af dan in Nederland en België. Zoals in het vorige artikel werd aangetoond, is dit belangrijk voor de vruchtbaarheidsresultaten, maar ook voor de duurzaamheid van het bedrijf.
We willen benadrukken dat de resultaten en verklaringen zijn gebaseerd op onze gegevens, geanalyseerd als een geïsoleerde groep bedrijven in dezelfde situatie. Het is moeilijk om dit te extrapoleren naar de echte wereld en er moet rekening mee worden gehouden dat er geen betere of slechtere resultaten zijn, omdat het kuddebeheer en de kuddeprestaties sterk worden beïnvloed door veel factoren die niet in deze analyse zijn opgenomen, zoals melkprijs, voerkosten, arbeid, weer, land en regelgeving, enz.,
Ir. Harm-Jan van der Beek
Almudena Molinero, DVM